Voorwoord

Voor je ligt een samenvatting van het verslag dat door Jinze Noordijk naar aanleiding van een onderzoeksperiode gedurende 26 maart 30 juni 2001 is uitgevoerd. Dit rapport is verschenen onder de naam: “De Liort, beschrijving en bescherming van een beekecosysteem”, en telt zo’n 70 pagina’s. Omwille van het beschikbaar maken van de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek voor een groter publiek hebben we besloten om een verkorte “brochure” uit te brengen, in de vorm van een themanummer van deze nieuwsbrief, zodat de verspreiding makkelijk is. Er wordt naar gestreefd om deze tekst ook in het frans te vertalen, zodat dit bijvoorbeeld aan beleidsmakers overlegd kan worden.
Jinze Noordijk & Herman Rol


INLEIDING

De Liort is een beek van ongeveer 15 kilometer lang in een heuvelachtig gebied in de Aveyron (Midi-Pyrénées, Frankrijk). Het gehele stroomgebied van de Liort beslaat een gebied in vijf gemeenten; Rieupeyroux, Castanet, La Salvetat Peyralès, Pradinas en Tayrac. De beek mondt uit in de Lézert, (e) die op zijn beurt weer in de Viaur (d) uitkomt. Via de Aveyron (c) en de Tarn (b) komt het water uiteindelijk met de Garonne (a) boven Bordeaux in de Atlantische Oceaan terecht (zie figuur 1).

De Liort is nog een gezonde en natuurlijke beek; in het dal komen bedreigde diersoorten voor en het landschap is aantrekkelijk. Het is een uitdaging om dit zo te houden. Er moet gestreefd worden naar een duurzaam gebruik van dit gebied; dit is in het voordeel van zowel de natuur als de bewoners.


BESCHRIJVING VAN DE LIORT

Het gebied

Een beekecosysteem, het gehele stroomgebied van een beek, kan opgedeeld worden in een aantal deelgebieden met verschillende eigenschappen. De beek stroomt in een door het water zelf gevormd beekdal, hier omheen liggen de beekflanken die begrensd worden door de rand van het stroomgebied. De hoeveelheid water in een beek neemt stroomafwaarts toe en ook andere eigenschappen, zoals temperatuur en de soorten, die er voorkomen, veranderen in samenhang met de afstand tot de bron. Hierom kan een beek opgedeeld worden in een brongebied, bovenloop, middenloop en benedenloop. In het dal van de Liort kunnen verschillende landschapstypen onderscheiden worden. De beek heeft een vrij diep dal gevormd tussen de plateaus. Op deze plateaus (de beekflanken) vinden de meeste sociaal-economische activiteiten plaats; hier zijn de dorpen, de meeste wegen, de boerderijen, de akkers en de weilanden. Al het land is hier in cultuur gebracht. De meeste brongebieden van de Liort liggen op deze plateaus en ontstaan dus meestal in komvormige weides.

Begroeiing

De hellingen van het dal zijn bebost met tamme kastanjes, zomereiken, beuken en soms enkele percelen met aangeplant naaldhout, vooral douglasspar. De meeste bossen bestaan uit bomen van verschillende leeftijden, hoewel op sommige percelen kort geleden gekapt is en er nu slechts bomen van één leeftijd staan. Als er recent gekapt is, kan er door de felle zon een heide-brem-gaspeldoorn vegetatie ontstaan zijn. Vaak lopen de bossen tot aan de beekoever, maar op enkele plaatsen zijn er langs de beek weilanden waar gehooid wordt of waar vee graast. Het laatste stuk beekdal tot aan de monding in de Lézert is veel grilliger. Hoge kliffen rijzen hier op naast de beek en er is hier weinig in cultuur gebracht land. De bossen zijn goed ontwikkeld en hier en daar is op de randen van de kliffen of op kale rotsen een echte droogtetolerante vegetatie aanwezig (vetplanten, struikheide, rendiermos en andere xerofyten).


De witte rapunzel  (Phyteuma spicatum), een soort van het open bos, waar ook veel andere ondergroei te vinden is.

Geologie
De Liort vindt zijn weg door het plateau van de Ségala. Het gesteente bestaat vooral uit gneis rond het bovenste gedeelte van de beek, en schists rond de onderste vier kilometer van de Liort. Dit zijn metamorfe gesteentes die onder hoge druk en temperatuur in de grond gevormd worden. Door het hoge aandeel van silicium, kalium en natrium en het lage aandeel calcium in dit gesteente is de grond zuur. De pH(H2O)-waarden op verschillende locaties liggen tussen de 3,65 en de 4,40. Deze bodemeigenschap maakt het vooral voor boeren lastig, omdat op zure grond veel gewassen niet optimaal groeien. De zuurtegraad langs de beek is wat hoger dan de die in het bos. Op enkele locaties zit er wat kalk in de grond wat de pH iets kan verhogen, hetgeen gelijk te zien is aan de plantengroei ter plaatse. Soms komt er een kwartslaag aan het oppervlak en langs de beek zijn recente beekafzettingen (alluviale afzettingen) te vinden, die rijk aan voedingsstoffen zijn.

Klimaat
Het klimaat wordt voornamelijk bepaald door de Atlantische Oceaan. In de Ségala is de gemiddelde temperatuur 12°C en er valt jaarlijks tussen de 800 en 900 mm neerslag. Naast deze overwegende Atlantische invloed is er voor de in het dal voorkomende flora ook nog een Mediterrane en een Midden-Europese invloed waar te nemen. Botanische regio's of floradistricten hebben vanzelfsprekend geen duidelijke grens, maar gaan geleidelijk in elkaar over. De vegetatie van de Liort kan beschreven worden als Centraal Europees en Atlantisch loofbos, met als dominante soorten zomereik, beuk en (aangeplante) tamme kastanje. De klimaatfactoren bepalen in hoge mate enkele eigenschappen van de beek, zoals het temperatuurverloop en de hoeveelheid water die door de beek stroomt.

Temperatuur
De beekwatertemperatuur lag in 2001 tussen de 19°C en de 0°C. De temperatuur fluctueert ook per dag en heeft een dag-nacht ritme. Vooral beken die voor het grootste gedeelte door regen- en afvloeiwater gevoed worden zullen een hoge fluctuatie in watertemperatuur laten zien. In juni was deze amplitude 2°C (van 14,25 °C tot 16,25 °C) voor een redelijk warme zomerdag. Een temperatuurreeks dicht bij de bron zal er anders uitzien dan een reeks halverwege de beek.

Waterhuishouding
De waterhuishouding in een beekdal is te beschrijven aan de hand van de waterstromen. De beek wordt gevoed met water van neerslag en kwellend grondwater. Door de beek wordt water afgevoerd, ook door verdamping verdwijnt veel water uit het systeem. Binnen het beeksysteem wordt veel water opgeslagen door infiltratie in de bodem, opslag in meertjes en tijdelijke plassen en door de opname van water door planten en dieren. Gemiddeld stroomt er zo'n 0,43 m3 water per seconde door de Liort, in een droge zomer kan dit afnemen tot 0,085 m3 water per seconde. Hoewel droogstand bijna nooit voorkomt is de Liort in de jaren vijftig, na drie extreem droge jaren, éénmaal gestopt met stromen. Na een regenachtige perioden kan er ruim 2 m3 water per seconde door de Liort stromen. Dit kan bij extreme regenval echter veel meer zijn.

Tracé
Het tracé bepaalt in hoge mate de bedding van de Liort (zie figuur 2). Waar het water snel stroomt kunnen alleen de stenen en kiezels bezinken, hier is dus een groffe bedding te vinden. Hoe langzamer het water stroomt, hoe kleiner (lichter) het materiaal is dat kan bezinken. Een extreem voorbeeld is bijna stilstaand water achter een omgevallen boomstam, hier zullen zelfs blaadjes en fijn zand blijven liggen. De Liort heeft grote verschillen in beddingmateriaal. Door de hoeveelheid bos langs de beek, komt er veel organisch materiaal (van takken tot hele bomen) in het water terecht wat voor variatie in stroomsnelheden zorgt. Ook op de plekken waar de Liort meandert is er veel verschil in beddingmateriaal te vinden, doordat het water in de buitenbocht veel sneller stroomt dan in de binnenbocht. Deze variatie in bodemmateriaal is van groot belang voor de diversiteit aan in de beek levende dieren (vnl. macro-evertebraten), omdat verschillende soorten verschillend substraat nodig hebben. Voor de rivierkreeft is bijvoorbeeld van belang dat er veel variatie in de beek aanwezig is, vooral in de vorm van ophopingen van takken en bladeren, waardoor er schuilplaatsen ontstaan.


Verschillen in stroomsnelheid zorgen voor een variatie aan beddingmateriaal, hetgeen weer een hoge diversiteit aan beekgebonden fauna veroorzaakt (naar Verdonschot & Tolkamp 1983).

Oeverbegroeing
Oeverbegroeing is een belangrijk structuurelement voor de ecologie van een beek. Bos op de oevers reguleert de watertemperatuur, het invallend zonlicht (primaire productie) op de beek en de hoeveelheid organisch materiaal dat in de beek terechtkomt. Ongeveer 70 % van de oevers van de Liort is begroeid met bos. Voor de overige delen geldt dat er weliswaar geen bos langs de beek staat, maar op de hellingen wel, dus de buffer tegen invloeden van de plateaus is overal aanwezig.

Stoffen in het water

De stoffen in het Liortwater zijn afkomstig uit de neerslag of komen in de beek via oppervlakte-afstroming en kwel. Stoffen die een aanzienlijke invloed op de beeklevensgemeenschappen uitoefenen zijn: zuurstof, voedingsstoffen (ammonium, nitriet, nitraat, fosfaat), macro-ionen (o.a. calcium, kalium, chloride en ijzer) en microverontreinigingen (zoals cadmium, koper, lood, zink en bestrijdingsmiddelen). De kwaliteit van het water bepaalt bijvoorbeeld in grote mate welke soorten macro-evertebraten er in het water kunnen leven en welke flora er op de oevers van de beek aanwezig is. Op tien punten in de beek is het zuurstofgehalte, de geleidbaarheid (het aantal ionen in het water) en de zuurtegraad gemeten. Het beekwater is neutraal, in tegenstelling tot de zure bodem in het dal. De geleidbaarheid is zeer laag, wat indicatief is voor schoon water. Het zuurstofgehalte in het beekwater is erg hoog, en uit de metingen blijkt dat het beekwater voor 95 - 100 % verzadigd was met zuurstof. In opdracht van de Compagnie des Eaux et de l'Ozone/Vivendi, die drinkwater uit de Liort wint, zijn door het Laboratoire Départemental d'Analyse te Rodez enkele metingen aan het Liortwater verricht. In het water is weinig ammoniak aanwezig, maar veel nitraat. Dit kan wijzen op een grote invloed van meststoffen. Twee metalen zijn doorgemeten; cadmium en koper kunnen beide vanuit de vee-industrie de beek in lekken. Koper kan daarnaast ook uit de houtimpregnatie afkomstig zijn. Cadmium was niet-detecteerbaar en op één locatie is zeer weinig koper gemeten. Waarschijnlijk is dit koper inderdaad uit het houtimpregneerbedrijf afkomstig, omdat het alleen in de bovenloop detecteerbaar is en door verdunning stroomafwaarts niet meer te meten is.
      

De stoffen in het Liortwater zijn afkomstig uit de neerslag of komen in de beek via oppervlakte-afstroming en kwel. Stoffen die een aanzienlijke invloed op de beeklevensgemeenschappen uitoefenen zijn: zuurstof, voedingsstoffen (ammonium, nitriet, nitraat, fosfaat), macro-ionen (o.a. calcium, kalium, chloride en ijzer) en microverontreinigingen (zoals cadmium, koper, lood, zink en bestrijdingsmiddelen). De kwaliteit van het water bepaalt bijvoorbeeld in grote mate welke soorten macro-evertebraten er in het water kunnen leven en welke flora er op de oevers van de beek aanwezig is. Op tien punten in de beek is het zuurstofgehalte, de geleidbaarheid (het aantal ionen in het water) en de zuurtegraad gemeten. Het beekwater is neutraal, in tegenstelling tot de zure bodem in het dal. De geleidbaarheid is zeer laag, wat indicatief is voor schoon water. Het zuurstofgehalte in het beekwater is erg hoog, en uit de metingen blijkt dat het beekwater voor 95 - 100 % verzadigd was met zuurstof. In opdracht van de Compagnie des Eaux et de l'Ozone/Vivendi, die drinkwater uit de Liort wint, zijn door het Laboratoire Départemental d'Analyse te Rodez enkele metingen aan het Liortwater verricht. In het water is weinig ammoniak aanwezig, maar veel nitraat. Dit kan wijzen op een grote invloed van meststoffen. Twee metalen zijn doorgemeten; cadmium en koper kunnen beide vanuit de vee-industrie de beek in lekken. Koper kan daarnaast ook uit de houtimpregnatie afkomstig zijn. Cadmium was niet-detecteerbaar en op één locatie is zeer weinig koper gemeten. Waarschijnlijk is dit koper inderdaad uit het houtimpregneerbedrijf afkomstig, omdat het alleen in de bovenloop detecteerbaar is en door verdunning stroomafwaarts niet meer te meten is.

Flora & fauna als indicator
Alle hier boven genoemde factoren beïnvloeden de samenstelling van de levensgemeenschappen; de soorten die in het Liortdal voorkomen zijn afhankelijk van de omstandigheden die in het dal aanwezig zijn. De planten en dieren die langs en in de beek voorkomen geven een goede indicatie voor de gezondheid van het dal, het beekwater is de afvoerpijp van het dal. Vooral de soorten die ook echt in het beekwater leven geven een goede indicatie van de kwaliteit van de beek. In de Liort leven vele zogenaamde macro-evertebraten, vooral insectenlarven, maar bijvoorbeeld ook verschillende kreeftjes. De verschillende soorten geven aan dat er water van goede kwaliteit door de Liort stroomt. Hieronder staan enkele dieren die in de beek leven: kokerjuffers, waaruit schietmotten komen, vlokreeftjes, steenvlieglarven, libellenlarven, en dansmuggen.

Daarnaast zijn er in het gehele dal waarnemingen gedaan m.b.t. planten en dieren. Hieronder staat een lijstje met het aantal waargenomen soorten tussen half maart tot en met juni 2002. Daarbij bevinden zich enkele beschermde en bedreigde soorten. In de tabel verderop staan deze soorten genoemd.
424 (hogere) planten
25 libellen
62 dagvlinders en 89 nachtvlinders
16 vissen
17 reptielen en amfibieën
85 vogels
30 zoogdieren

BEDREIGINGEN

Bedreigingen voor het dal
De grootste bedreiging voor het Liortdal is het verdwijnen van de natuur, met name het kappen van het bos. Alle percelen zijn in bezit van boeren en op elk moment kan de eigenaar besluiten zijn bomen aan de houtindustrie te verkopen. Een groot probleem hierbij is dat dit alleen gebeurt in grote hoeveelheden, het duurzaam of gefaseerd kappen levert blijkbaar op de korte termijn te weinig op. Op een aantal plaatsen in het dal is te zien dat hele stukken in één keer gekapt zijn. Hierdoor kan de hele bodemlaag met alle nutriënten wegspoelen. Voor er weer een volgroeid bos staat zijn er vele tientallen jaren verstreken. Voor de planten en dieren die van zo'n bos afhankelijk zijn, bijvoorbeeld uilen, spechten, veel nachtvlinders, en hazelworm, betekent dit heel direct dat hun leefgebied verdwijnt. Indirect kan dit voor bepaalde soorten betekenen dat hun biotoop te klein wordt voor hun voortbestaan. Het gaat hierbij vaak om de grotere soorten zoals de boommarter, de genetkat en het everzwijn. Naast de negatieve effecten op de bossoorten, beïnvloedt houtkap het hele dal. Het bos op de hellingen langs de Liort zorgen voor een geleidelijke afgifte van water aan de beek, werkt als buffer tegen schadelijke stoffen van de plateaus, gaat erosie van de hellingen tegen en beïnvloedt de beekwatertemperatuur. Het hellingbos is dus van groot belang voor het functioneren van het beekecosysteem.

Ook de soorten op de plateaus worden bedreigd. Op de extensief begraasde weilanden of hooilanden zijn nog veel soorten planten, reptielen en insecten te vinden. Bedreigingen voor deze soorten vormen de intensivering van de landbouwwerkzaamheden en het vergroten van de percelen. Gemiddeld is de toename van het totale oppervlak lanbouwgebied per boer 1 ha. per jaar. Hierdoor verdwijnen de kleinschaligheid, de overgangen, eventuele houtwallen en de soorten van extensieve weilandjes. Ook door (teveel) pesticidengebruik kunnen interessante soorten van bermen en akkers verdwijnen. Dit geldt voor enkele orchideeënsoorten en andere bloemen, kleine zoogdieren en vlinders. Daar staat tegenover dat ook veel percelen afgestoten worden als niet rendabel en vervolgens verwilderen. Deze verwaarlozing van weilanden vormt eveneens een bedreiging. In de verruigde wiedes krijgen vaak braam en brandnetel de overhand, met bos als uiteindelijk successiestadium. Op sommige plaatsen is dit geen probleem, maar enkele gebiedjes zijn juist als weide erg interessant. Voor de variatie en diversiteit is het dan ook wenselijk dat dit soort gebieden behouden blijft.

De jacht
In de gemeenten in het stroomgebied van de Liort is een aantal jagers actief. Het bejaagbaar wild bestaat vooral uit reeën (waarvan een beperkt aantal afgeschoten mag worden) everzwijnen (die onbeperkt afgeschoten mogen worden, omdat ze als schadelijk worden beschouwd), hazen, konijnen en een groot aantal soorten (trek)vogels. Hiernaast mogen veel andere zoogdieren geschoten worden, behalve de genetkat en de eekhoorn, die beschermd zijn. Op een aantal vogelsoorten uit het Liortdal mag nog gejaagd worden. Het gaat hierbij om de veldleeuwerik, houtsnip, kwartel, rode patrijs, partijs, fazant, wilde eend, roek, zwarte kraai, ekster, spreeuw, gaai, zanglijster, merel, houtduif, zomertortel, en turkse tortel en een aantal trekvogels die het Liortdal aandoen. De rode patrijs, fazant en patrijs worden speciaal uitgezet voor dit doel. De jacht kan als serieuze bedreiging voor een aantal soorten beschouwd worden, vooral voor enkele trekvogels. Veel soorten komen door de jacht in lage dichtheden voor. Voorbeelden hiervan zijn everzwijn en konijn. Dit heeft natuurlijk gevolgen voor het natuurlijk evenwicht en de voedselketens, en is schadelijk voor de natuur in het dal als geheel. Het aantal jagers neemt met 2 % per jaar af.

Visvangst
Voor de vissers langs de Liort is vooral de forel interessant. Aan de Liort zijn vrij weinig vissers actief en dit aantal neemt ook nog af. De beperkte visvangst lijkt weinig effect te hebben op de voorkomende visfauna. Dit blijkt ook bij navraag aan vissers langs de Liort, die zelden iets vangen. In de kleine irrigatiemeertjes wordt waarschijnlijk veel vis uitgezet. Dit heeft als nadeel dat er waarschijnlijk ook visvoer in gegooid wordt. Hierdoor vindt er bemesting van het water plaats, hetgeen de waterkwaliteit van de beek negatief beïnvloedt. De temperatuur, zuurstofinhoud en debiet van de beek worden door meertjes veranderd. Het zou beter zijn als dit soort meertjes uit de loop van de beek verdwijnen en vervangen worden door stukken water naast de beek.

De rivierkreeft
De witpootrivierkreeft (Austropotomobius pallipes) mag nog gevangen worden, hoewel de soort op de rode lijst van bedreigde dieren staat en in de habitatrichtlijn wordt vermeld. Drie dagen per jaar mag de kreeft uit de beek gehaald worden. De soort gaat in de Liort al vele jaren achteruit. Ook door de recente overstromingen hebben waarschijnlijk veel kreeften de dood gevonden. Om de populatie in stand te houden lijkt de enige mogelijkheid om de vangst stop te zetten. In veel gebieden worden speciale soortsbeschermingplannen ontwikkeld voor de rivierkreeft. Het gaat hierbij om herintroducties, bescherming van de beken waar de kreeft voorkomt, behoud van beekbegeleidend bos en een verbod op de vangst. Voor de voortplanting, het opgroeien van de jongen, en de mogelijkheid om te schuilen is het van groot belang dat er genoeg ophopingen van takken en bladeren in de beek aanwezig zijn, zolang dit geen stagnatie van het water met zich mee brengt. In de Liort zijn dit soort plekken vooralsnog genoeg aanwezig. Het kappen van het bos heeft een negatief effect op de kreeften; hierbij komt teveel slib in de beek terecht. Er zou veel meer moeite voor deze internationaal bedreigde en beschermde soort gedaan moeten worden.


Drinkwater
Uit de Liort wordt water gehaald om na behandeling als drinkwater te gebruiken. Het Station de Pompage bevindt zich zo'n 5 km stroomafwaarts van de bron en levert drinkwater aan de gemeenten La Salvetat Peyralès, Tayrac, Sauveterre, Pradinas, en om gedeeltes van Rieupeyroux en Lescure-Jaoul. Men kan zich afvragen of het winnen van water geen probleem oplevert voor het debiet van de beek. In het winterhalfjaar wordt er per dag 980 m3 water uit de Liort gehaald, in de zomer is dit twee maal zoveel, dus bijna 2000 m3 per dag. Gemiddeld stroomt er door de Liort zo'n 37.152 m3 water per dag tijdens een droge zomer kan dit 7.344 m3 water per dag worden. Dit betekent dus dat gemiddeld zo'n 2,6 % van het water wordt weggevangen, in een droge zomer kan dit echter oplopen tot 27 %. De normale situatie lijkt weinig effect te kunnen hebben op de hydrologie van de beek. In droge zomers kan het effect van wateronttrekking veel groter zijn. Het opvangreservoir zorgt in deze gevallen echter voor een voorraad water. Het komt in de Liort (bijna) nooit voor dat de beek zomers droog staat. Echte problemen zijn er dus door de waterwinning niet te verwachten. Een voordeel van het Station de Pompage is de constant aanwezige controle van de waterkwaliteit.

BESCHERMING

Bedreigde soorten
Op de Franse rode lijst staan diersoorten die bedreigd zijn of soorten waarvan men denkt dat het niet goed met ze gaat, maar waar te weinig informatie over beschikbaar is (zie de tabel). De status van een bedreigde soort wordt uitgedrukt met behulp van enkele categorieën: verdwenen soort (espèce disparu), ernstig bedreigd (espèce en danger), kwetsbare soort (espèce vulnérable), zeldzame soort (espèce rare) en soorten waar te weinig informatie over beschikbaar is, maar die waarschijnlijk tot één van de vorige categorieën behoren (espèce au statut indéterminé). In het Liortdal komen soorten voor die behoren tot de categorieën kwetsbaar, ernstig bedreigd en te weinig informatie beschikbaar. De lijst bevat ook nog soorten waarvan het voorkomen in de gaten gehouden moet worden omdat ze potentieel kwetsbaar zijn (espèces à surveiller). Naast een nationale rode lijst, heeft Europa ook soortenlijsten en een lijst met een aantal natuurtypen samengesteld, die bij wet beschermd moeten worden. Deze lijsten staan in de Habitat Richtlijn, onderverdeeld in een aantal bijlagen, waarvan de eerste vier zeer belangrijke natuurbeschermingshandvesten zijn. In tabel 2 worden de soorten gegeven van bijlage II en IV. Bijlage II bestaat uit plant- en diersoorten van communautair belang waarvoor speciale beschermingszones ingesteld moeten worden. In bijlage IV staan plant- en diersoorten van communautair belang die strikt beschermd moeten worden. Elke aantasting van dit gegeven, kan een strafrechterlijke vervolging tot gevolg hebben.


De moerasparelmoervlinder (Euphydryas aurinia) is een ernstig bedreigde soort zowel in Frankrijk als Europe.

Vogels
De Vogelrichtlijn beschermt alle Europese vogels. Voor 181 soorten is het daarbij van belang dat hiervoor speciale beschermingszones ingesteld worden omdat het slecht gaat met deze soorten. Negen hiervan komen in het dal voor en staan ook in de tabel aangegeven.
Soorten in het Liortdal die op de rode lijst staan of die vermeld worden in de bijlagen van de Habitat Richtlijn. V: kwetsbare soort, D: ernstig bedreigd, ?: onbekende status, maar bedreigd, S: soort die in de gaten gehouden dient te worden. Annexe II: soorten, waarvoor speciale beschermingszones dienen ingericht te worden, Annexe IV: soorten die strikt beschermd dienen te worden (Maurin et al. 1994; European Commission 1992)

SoortRode lijstAnnex 2Annex 4Vogel Richtlijn
WitpootrivierkreeftVxx
MercuurwaterjufferVx

MoerasparelmoervlinderDx

ZalmVxx
ForelV


SnoekV


AalV


VuursalamanderS


VinpootsalamanderS


Gewone padS


SpringkikkerS
x
Kleine groene kikkerS
x
SmaragdhagedisS
x
muurhagedisS
x
Geel-groen  toornslangS
x
Gladde slangS
x
EsculaapslangS
x
AdderringslangS


RingslangS


Hazelworm
S


Adder?


Rosse vleermuisV
x
WatervleermuisS
x
Gewone dwergvleermuisS
x
Bunzing?


WezelS


HermelijnS


SteenmarterS


DasS


Genetkat?


Zwarte rat?


Haas?


EekhoornS


Zwarte wouw


x
Rode wouw


x
Blauwe kiekendief


x
Wespendief


x
Slangenarend


x
Slechtvalk


x
Oehoe


x
Ijsvogel


x
Boomleeuwerikx


x

Bescherming van het dal
Om iets samenhangends als een beekecosysteem te beschermen moet aan beheer op grote schaal gedaan worden. Voor de Liort houdt dit in dat als het bos langs de gehele beek grotendeels blijft staan en er geen schadelijke ontwikkelingen op het plateau plaatsvinden, de vitaliteit van de beek al voor een groot gedeelte gegarandeerd wordt. Een beekecosysteem is een dynamisch geheel, dat zelf goed in staat is om variatie te creëren en natuurlijke processen plaats te laten vinden. Als aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan (behoud van schoon water en veel bos) zal de natuurrijkdom van het gebied vanzelf grotendeels in stand blijven. Met andere woorden als de menselijke invloed op het dal gering blijft zullen veel soorten zich weten te handhaven. Daarnaast is het van belang voor een hoge diversiteit dat er afwisseling in het landschap blijft bestaan, weides langs de beek en extensief gebruikte graslanden passen goed in dit beheer.

Een logische wijze om stap voor stap een beeksysteem te beschermen is het aankopen van grond bij de bronnen van de beek en dan stroomafwaarts werken. Als er eerst een gebied rond het midden van de beek wordt aangeschaft kunnen gebeurtenissen stroomopwaarts grote effecten hebben op de kwaliteit van dit gebied. Door de aankoop van percelen in brongebieden wordt de beek vanaf het begin beschermd. De nadruk zou daarna vooral moeten liggen op het kopen van het bos langs de beek, zodat uiteindelijk langs de hele beek een bufferzone aanwezig is.
Practisch gezien is dit niet haalbaar, het beekdal is te groot en er zijn veel boeren die hun land niet willen verkopen. Hierom zou de nadruk voor bescherming op de interessante en soortenrijke stukken moeten komen te liggen. Een groot aantal zeer interessante gebiedjes, met veel speciale soorten of met een karakteristiek landschappen, is inmiddels in kaart gebracht. Het zou mooi zijn als er stukken beekdal ontstaan waar natuur de hoofdfunctie heeft. De komende tijd moet uit wijzen of het mogelijk is om hier enkele aankopen te kunnen doen.


Een goed voorbeeld van een soortenrijk gebied is de directe omgeving van de ruïne van Peyrolles. Binnen een kort traject vanaf de beek, door een dicht vochtig bos, en een open droog bos en zeer droge zonnige gedeeltes, zijn veel speciale soorten te vinden zijn.